Openbaarheid van bestuur: goede regels, zwakke scheidsrechters
- Agora.Brussels

- 23 apr 2024
- 1 minuten om te lezen
In juni 2019 is het gezamenlijk decreet en ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschapscommissie over de openbaarheid van bestuur bij de Brusselse instellingen in werking getreden. De bedoeling van die wetgeving is om de bestuurlijke transparantie te versterken door de toegang tot bestuursdocumenten te vergemakkelijken (bijvoorbeeld: beleidsnota’s, notulen van vergaderingen, contracten, vergunningen, e-mails, statistieken…) en milieu-informatie waarover de bestuurlijke overheden beschikken.
Dinsdag 23 april werden voorgestelde aanpassingen aan het gezamenlijke decreet en ordonnantie besproken in een interparlementaire commissie. Deze aanpassingen verduidelijken eventuele wettelijke loopholes tussen de nieuwe Brusselse ombudsdienst en de Commissie voor Toegang tot Bestuursdocumenten (CTB), en kennen aan die laatste een nieuwe bevoegdheid toe. De wijzigingen verbeteren het gezamenlijk decreet en ordonnantie die al goed in elkaar zat. Toch scoort Brussel slecht over openbaarheid van bestuur. Dat ligt niet aan het wettelijk kader, maar aan de toepassing ervan.
Openbaarheid van bestuur is belangrijk om het politieke vertrouwen van burgers op te krikken. Een slabakkende controle op de toepassing van transparantievereisten is nefast voor dat vertrouwen.
Het is het parlement dat moet kijken of de regering zich aan de transparantie-regels houdt, en dat doen ze amper. Het feit dat de regering en het parlement grotendeels uit dezelfde partijen bestaan, helpt daar niet aan. Agora.Brussels’ parlementslid Pepijn Kennis was aanwezig op de commissie om op die nagel te kloppen. Openbaarheid van bestuur is belangrijk om het politieke vertrouwen van burgers op te krikken. Een slabakkende controle op de toepassing van transparantievereisten is nefast voor dat vertrouwen.

Opmerkingen